bevestigingssystemen ontwikkeld door Renault

Rijd nooit met een kind op schoot. Je kunt het kind dan nooit tegenhouden als je plots moet remmen.

Elk kind moet in zijn of haar eigen kinderstoeltje zitten. Een veiligheidsgordel mag nooit voor twee stoeltjes gebruikt worden. Daarom moet er voor elk kind een apart bevestigingssysteem zijn.

Dit is ontzettend gevaarlijk voor ouder en kind. Een kind moet vastgezet worden in zijn of haar eigen kinderstoeltje of op een stoelverhoger.

Er mag geen ruimte zitten tussen het lichaam van het kind en de veiligheidsgordel. Controleer of de gordel niet achter of onder de arm van het kind zit en niet over de armleuning van de stoelverhoger valt. 

Bevestigingssystemen - kinderstoel, stoelverhoger, gordels - moeten worden aangepast aan de grootte en lichaamsbouw van elk kind. Er zijn oplossingen voor elke leeftijd, grootte en elk gewicht. Zet het kind nooit op een kussen.

Zorg dat het kind geen dikke kleren aan heeft.

Draag nooit een jas! Als je dikke kleren aan hebt, plaats de veiligheidsgordel daar dan onder.

Zet hem ongeveer 20 graden naar achteren ten opzichte van de volledig verticale stand.

Verstel hem! De bovenkant van je hoofd moet even hoog liggen als de bovenkant van de hoofdsteun.

Je kent de spreuk: Klaar voor de start? Af!

Verstel je stoel voor een optimale rijpositie en verstel de hoogte van je veiligheidsgordel (midden over je schouder).

Trek aan de gordel om te zorgen dat hij strak zit en zorg dat er geen ruimte zit tussen je lichaam en de gordel.

Zorg dat de gordel net boven je heupen valt, niet op je maag. Zo voorkom je het risico op schade aan je ingewanden als je in het geval van een botsing onder je gordel doorglijdt.